Imágenes de páginas
PDF
EPUB

dig is, zoo zal uw geheele ligchaam verlicht wezen;

23 Maar indien uw oog boos is, zoo zal geheel uw ligchaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zijn!

24 Niemand kan twee heeren dienen; want of hij zal den éénen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den éénen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mam

mon.

25 Daarom zegge ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw ligchaam, waarmede gij u kleeden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het ligchaam dan de kleeding?

26 Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaijen, noch maaijen, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelsche Vader voedt nogtans dezelve gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?

27 Wie toch van u kan, met bezorgd te zijn, ééne elle tot zijne lengte toedoen?

28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleeding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen zij arbeiden niet, en spinnen niet;

29 En ik zegge u, dat ook Salomo, in alle zijne heerlijkheid, niet is bekleed geweest gelijk ééne van de

[blocks in formation]

single, thy whole body shall be full of light.

23 But if thine eye be evil, thy whole body shall be full of darkness. If therefore the light that is in thee be darkness, how great is that darkness!

24 No man can serve two masters: for either he will hate the one, and love the other; or else he will hold to the one, and despise the other. Ye cannot serve God and mammon.

25 Therefore I say unto you, Take no thought for your life, what ye shall eat, or what ye shall drink; nor yet for your body, what ye shall put on. Is not the life more than meat, and the body than raiment?

26 Behold the fowls of the air: for they sow not, neither do they reap, nor gather into barns; yet your heavenly Father feedeth them. Are ye not much better than they?

27 Which of you by taking thought can add one cubit unto his stature?

28 And why take ye thought for raiment? Consider the lilies of the field how they grow; they toil not, neither do they spin;

29 And yet I say unto you, That even Solomon in all his glory was not arrayed like one of these.

30 Wherefore, if God so clothe the grass of the field, which to-day is, and to-morrow is cast into the oven, shall he not much more clothe you, O ye of little faith?

31 Therefore take no thought, saying, What shall we eat? or, What shall we drink? or, Wherewithal shall we be clothed?

32 (For after all these things do the Gentiles seek:) for your heavenly Father knoweth that ye have need of all these things. 33 But seek ye first the of God, and his righteou

dom

and

alle deze dingen zullen u toege- all these things shall be added unworpen worden.

34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.

HOOFDSTUK VII. ORDEELT niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.

2 Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden.

3 En wat ziet gij den splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk, die in uw oog is, merkt gij niet?

4 Of, hoe zult gij tot uwen broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, daar is een balk in uw oog?

5 Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen.

6 Geeft het heilige den honden niet, en werpt uwe paarlen niet voor de zwijnen; opdat zij niet te eeniger tijd dezelve met hunne voeten vertreden, en zich omkeerende u verscheuren.

7 Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.

8 Want een iegelijk die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden.

9 Of wat mensch is er onder u, zoo zijn zoon hem zoude bidden om brood, die hem eenen steen zal geven?

10 En zoo hij hem om een' visch zoude bidden, die hem eene slang zal geven?

11 Indien dan gij, die boos zijt, weet uwen kinderen goede gaven te geven, hoe veel te meer zal uw

to you.

34 Take therefore no thought for the morrow: for the morrow shall take thought for the things of itself. Sufficient unto the day is

the evil thereof.

CHAPTER VII.

JUDGE not, that ye be not judg

2 For with what judgment yẹ judge, ye shall be judged: and with what measure ye mete, it shall be measured to you again.

3 And why beholdest thou the mote that is in thy brother's eye, but considerest not the beam that is in thine own eye?

4 Or how wilt thou say to thy brother, Let me pull out the mote out of thine eye; and behold, a beam is in thine own eye?

5 Thou hypocrite, first cast out the beam out of thine own eye; and then shalt thou see clearly to cast out the mote out of thy brother's eye.

6 ¶ Give not that which is holy unto the dogs, neither cast ye your pearls before swine, lest they trample them under their feet, and turn again and rend you.

7 ¶ Ask, and it shall be given you; seek, and ye shall find; knock, and it shall be opened unto you:

8 For every one that asketh, receiveth; and he that seeketh, findeth; and to him that knocketh, it shall be opened.

9 Or what man is there of you, whom if his son ask bread, will he give him a stone?

10 Or if he ask a fish, will he give him a serpent?

11 If ye then being evil know how to give good gifts unto your children, how much more shall

Vader, die in de hemelen is, goede | your Father which is in heaven gaven geven dengenen, die ze van give good things to them that ask hem bidden!

12 Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de menschen zouden doen, doet gij hun ook alzoo; want dat is de wet en de profeten.

13 Gaat in door de enge poorte; want wijd is de poort, en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die door dezelve ingaan;

14 Want de poort is eng, en de weg is naauw, die tot hen leven leidt, en weinigen zijn er, die denzelven vinden.

15 Maar wacht u van de valsche profeten, welke in schaapskleederen tot u komen, maar van binnen zijn ze grijpende wolven.

16 Aan hunne vruchten zult gij ze kennen. Leest men ook eene druive van doornen, of vijgen van distelen?

17 Alzoo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten.

18 Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen.

19 Een ieder boom, die geen goede

him?

12 Therefore all things whatsoever ye would that men should do to you, do ye even so to them: for this is the law and the prophets.

13 Enter ye in at the strait gate; for wide is the gate, and broad is the way, that leadeth to destruction, and many there be which go in thereat:

14 Because, strait is the gate, and narrow is the way, which leadeth unto life, and few there be that

find it.

15 ¶ Beware of false prophets, which come to you in sheep's clothing, but inwardly they are ravening wolves.

16 Ye shall know them by their fruits: Do men gather grapes of thorns, or figs of thistles?

17 Even so every good tree bringeth forth good fruit; but a corrupt tree bringeth forth evil fruit.

18 A good tree cannot bring forth evil fruit, neither can a corrupt tree bring forth good fruit.

19 Every tree that bringeth not vrucht voortbrengt, wordt uitge-forth good fruit is hewn down, and

houwen en in 't vuur geworpen.
20 Zoo zult gij dan dezelve aan
hunne vruchten kennen.

21 Niet een iegelijk, die tot mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in 't koningrijk der hemelen, maar die daar doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is.

cast into the fire.

20 Wherefore, by their fruits ye shall know them.

21 Not every one that saith unto me, Lord, Lord, shall enter into the kingdom of heaven; but he that doeth the will of my Father which is in heaven.

22 Velen zullen te dien dage tot 22 Many will say to me in that mij zeggen: Heere, Heere! heb-day, Lord, Lord, have we not proben wij niet in uwen naam geprofeteerd, en in uwen naam duivelen uitgeworpen, en in uwen naam vele krachten gedaan?

23 En dan zal ik hun opentlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van mij, gij, die de ongeregtigheid werkt!

24 Een iegelijk dan,die deze mijne

phesied in thy name? and in thy name have cast out devils? and in thy name done many wonderful works?

23 And then will I profess unto them, I never knew you: depart from me, ye that work iniquity.

24 ¶ Therefore, whosoever hear

woorden hoort en dezelve doet, dien zal ik vergelijken bij een' voorzigtig man, die zijn huis op eene steenrots gebouwd heeft; 25 En daar is slagregen nedergevallen, en de waterstroomen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was sop de steenrots gegrond.

26 En een iegelijk, die deze mijne woorden hoort en dezelve niet doet, die zal bij eenen dwazen man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft; 27 En de slagregen is nedergevallen, en de waterstroomen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was groot.

28 En het is geschied, als Jezus deze woorden geëindigd had, dat de scharen zich ontzetteden over zijne leer;

29 Want hij leerde hen als magt hebbende, en niet als de schriftgeleerden.

HOOFDSTUK VIII. OEN hij nu van den berg afgeTklommen was, zijn hem vele scharen gevolgd.

2 En ziet, een melaatsche kwam, en aanbad hem, zeggende: Heere! indien gij wilt, gij kunt mij reinigen.

3 En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende. Ik wil, word gereinigd! En terstond werd hij van zijne melaatschheid gereinigd.

4 En Jezus zeide tot hem: Zie dat gij dit niemand zegt; maar ga henen, toon u zelven den priester, en offer de gave, die Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis. 5 Als nu Jezus te Kapernaum ingegaan was, kwam tot hem een hoofdman over honderd, biddende hem.

eth these sayings of mine, and doeth them, I will liken him unto a wise man, which built his house upon a rock:

25 And the rain descended, and the floods came, and the winds blew, and beat upon that house; and it fell not: for it was founded upon a rock.

26 And every one that heareth these sayings of mine, and doeth them not, shall be likened unto a foolish man, which built his house upon the sand:

27 And the rain descended, and the floods came, and the winds blew, and beat upon that house; and it fell and great was the fall of it.

28 And it came to pass when Jesus had ended these sayings, the people were astonished at his doctrine.

29 For he taught them as one having authority, and not as the scribes.

CHAPTER VIII. THEN he was

come down

W from the mountain, great

multitudes followed him.

2 And behold, there came a le. per and worshipped him, saying, Lord, if thou wilt, thou canst make me clean.

3 And Jesus put forth his hand, and touched hin, saying, I will; be thou clean. And immediately his leprosy was cleansed.

4 And Jesus saith unto him, See thou tell no man ; but go thy way, shew thyself to the priest, and offer the gift that Moses commanded, for a testimony unto them.

5 T And when Jesus was entered into Capernaum, there came unto him a centurion, beseeching him,

6 En zeggende: Heere! mijn knecht ligt te huis geraakt, en lijdt zware pijnen.

7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen.

8 En de hoofdman over honderd antwoordende zeide: Heere! ik ben niet waardig, dat gij onder mijn dak zoudt inkomen, maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden.

6 And saying, Lord, my servant lieth at home sick of the palsy, grievously tormented.

7 And Jesus saith unto him, I will come and heal him.

8 The centurion answered and said, Lord, I am not worthy that thou shouldest come under my roof: but speak the word only, and my servant shall be healed.

9 For I am a man under authority, having soldiers under me: and I say to this man, Go, and he goeth; and to another, Come, and he cometh; and to my servant, Do this, and he doeth it.

10 When Jesus heard it, he mar

9 Want ik ben ook een mensch onder de magt van anderen, hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijnen dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. 10 Jezus nu, dit hoorende, heeft zich verwonderd, en zeide tot de-velled, and said to them that folgenen, die hem volgden: Voorwaar lowed, Verily I say unto you, I zegge ik u, ik heb zelfs in Israël have not found so great faith, no, zoo groot een geloof niet gevonden. not in Israel. 11 Doch ik zegge u, dat velen zullen komen van Oosten en Westen, en zullen met Abraham, en Isaak, en Jakob, aanzitten in het koningrijk der hemelen;

12 En de kinderen des koningrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis: aldaar zal weening zijn, en knersing der tanden.

13 En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga henen, en u geschiede gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure.

14 En Jezus, gekomen zijnde in het huis van Petrus, zag zijn vrouws moeder te bedde liggen, hebbende de koorts.

15 En hij raakte hare hand aan, en de koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden.

16 En als het laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, tot hem gebragt, en hij wierp de booze geesten uit met den woorde, en hij genas allen, die kwalijk gesteld waren.

17 Opdat vervuld zoude worden, dat gesproken was door Jesaja,

11 And I say unto you, That many shall come from the east and west, and shall sit down with Abraham, and Isaac, and Jacob, in the kingdom of heaven:

12 But the children of the kingdom shall be cast out into outer darkness: there shall be weeping and gnashing of teeth.

13 And Jesus said unto the centurion, Go thy way; and as thou hast believed, so be it done unto thee. And his servant was healed in the self-same hour.

14 T And when Jesus was come into Peter's house, he saw his wife's mother laid, and sick of a fever.

15 And he touched her hand, and the fever left her and she arose, and ministered unto them.

16 When the even was come, they brought unto him many that were possessed with devils: and he cast out the spirits with his word, and healed all that were sick;

17 That it might be fulfilled which was spoken by Esaias the prophet,

« AnteriorContinuar »