Imágenes de páginas
PDF
EPUB

en eenvoudige menschen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest wa

ren.

and ignorant men, they marvelled; and they took knowledge of them, that they had been with Jesus.

14 And beholding the man which was healed standing with them, they could say nothing against it. 15 But when they had command

14 En ziende den mensch bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen. 15 En hun geboden hebbende uit te gaan buiten den raad, over-ed them to go aside out of the leiden zij met malkander,

16 Zeggende: Wat zullen wij dezen menschen doen? Want dat er een bekend teeken door hen is geschied, is openbaar aan allen die te Jeruzalem wonen, en wij

kunnen 't niet loochenen.

17 Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot eenig' mensch in dezen naam spreken.

18 En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganschelijk niet zouden spreken of leeren in den naam van Jezus.

19 Maar Petrus en Johannes antwoordende zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het regt is voor God, ulieden meer te hooren dan God?

20 Want wij kunnen niet laten te spreken 't gene wij gezien en gehoord hebben.

council, they conferred among themselves,

16 Saying, What shall we do to these men? for that indeed a notable miracle hath been done by them is manifest to all them that dwell in Jerusalem, and we cannot deny it.

17 But that it spread no further among the people, let us straitly threaten them, that they speak henceforth to no man in this

name.

18 And they called them, and .commanded them not to speak at all, nor teach in the name of Jesus.

19 But Peter and John answered and said unto them, Whether it be right in the sight of God to hearken unto you more than unto God, judge

ye.

20 For we cannot but speak the things which we have seen and heard.

21 So, when they had further threatened them, they let them

21 Maar zij dreigden hen nog meer, en lieten hen gaan, niets vindende hoe zij hen straffen zou-go, den, om des volks wille; want allen verheerlijkten God over hetgeen er geschied was.

22 Want de mensch was meer dan veertig jaren oud, aan wien dit teeken der genezing geschied

[blocks in formation]

finding nothing how they might punish them, because of the people; for all men glorified God for that which was done.

22 For the man was above forty years old on whom this miracle of healing was shewed.

23 ¶ And being let go, they went to their own company, and reported all that the chief priests and elders had said unto them.

24 And when they heard that, they lifted up their voice to God with one accord, and said, Lord, thou art God, which hast made

hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn;

25 Die door den mond van David, uwer knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht?

26 De koningen der aarde zijn opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd, tegen den Heer, en tegen zijnen Gezalfde.

27 Want in waarheid zijn vergaderd tegen uw heilig kind Jezus, dien gij gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls;

28 Om te doen al, wat uwe hand en uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zoude.

heaven, and earth, and the sea, and all that in them is;

25 Who, by the mouth of thy servant David hast said, Why did the heathen rage, and the people imagine vain things?

26 The kings of the earth stood up, and the rulers were gathered together against the Lord, and against his Christ.

27 For of a truth against thy holy child Jesus, whom thou hast anointed, both Herod, and Pontius Pilate, with the Gentiles, and the people of Israel, were gathered together,

28 For to do whatsoever thy hand and thy counsel determined before to be done.

29 En nu, Heere! zie op hunne 29 And now, Lord, behold their dreigingen, en geef uwen dienst-threatenings: and grant unto thy knechten met alle vrijmoedigheid uw woord te spreken,

30 Daarin dat gij uwe hand uitstrekt tot genezing, en dat teekenen en wonderen geschieden door den naam van uw heilig kind Jezus. 31 En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.

32 En de menigte van degenen, die geloofden, was één hart en ééne ziel; en niemand zeide, dat iets van 't gene hij had, zijn eigen was, maar alle dingen waren hun gemeen.

33 En de apostelen gaven met groote kracht getuigenis van de opstanding des Heeren Jezus; en er was groote genade over hen allen.

34 Want er was ook niemand onder hen, die gebrek had; want zoo velen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en bragten den prijs der verkochte goederen, en leiden dien aan de voeten der apostelen.

servants, that with all boldness they may speak thy word,

30 By stretching forth thine hand to heal; and that signs and wonders may be done by the name of thine holy child Jesus.

31 ¶ And when they had prayed, the place was shaken where they were assembled together; and they were all filled with the Holy Ghost, and they spake the word of God with boldness.

32 And the multitude of them that believed were of one heart, and of one soul: neither said any of them that aught of the things which he possessed was his own; but they had all things common.

33 And with great power gave the apostles witness of the resurrection of the Lord Jesus: and great grace was upon them all.

34 Neither was there any among them that lacked: for as many as were possessors of lands or houses sold them, and brought the prices of the things that were sold,

35 En aan een' iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van noode had.

36 En Joses, van de apostelen toegenaamd Barnabas ('t welk is, overgezet zijnde, zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus,

37 Alzoo hij eenen akker had, verkocht dien, en bragt het geld, en leide het aan de voeten der apostelen.

35 And laid them down at the apostles' feet: and distribution was made unto every man according as he had need.

36 And Joses, who by the apostles was surnamed Barnabas, (which is, being interpreted, The son of consolation,) a Levite, and of the country of Cyprus,

37 Having land, sold it, and brought the money, and laid it at the apostles' feet.

EN

HOOFDSTUK V.

N een zeker man, met name Ananias, met Saffira zijne vrouw, verkocht eene have;

2 En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bragt een zeker deel, en leide dat aan de voeten der apostelen.

3 En Petrus zeide: Ananias! waarom heeft de Satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands?

4 Zoo het gebleven ware, bleef het niet uwe? en verkocht zijnde, was het niet in uwe magt? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den menschen niet gelogen, maar Gode.

5 En Ananias, deze woorden hoorende, viel neder en gaf den geest. En er kwam groote vreeze over allen, die dit hoorden.

6 En de jongelingen, opstaande, schikten hem toe, en droegen hem uit, en begroeven hem.

7 En het was omtrent drie uren daarna, dat ook zijne vrouw daar inkwam, niet wetende wat er geschied was.

8 En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gijlieden het land voor zoo veel verkocht? en zij zeide: Ja, voor zoo veel.

9 En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt over

[blocks in formation]

?

4 While it remained, was it not thine own? and after it was sold, was it not in thine own power why hast thou conceived this thing in thine heart? thou hast not lied unto men, but unto God.

5 And Ananias hearing these words, fell down, and gave up the ghost. And great fear came on all them that heard these things.

6 And the young men arose, wound him up, and carried him out, and buried him.

7 And it was about the space of three hours after, when his wife, not knowing what was done, camé in.

8 And Peter answered unto her, Tell me whether ye sold the land for so much? And she said, Yea,

for so much.

9 Then Peter said unto her, How is it that ye have agreed together

eengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? zie, de voeten dergenen, die uwen man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.

10 En zij viel terstond neder voor zijne voeten, en gaf den geest. En de jongelingen, ingekomen zijnde, vonden haar dood, en droegen haar uit, en begroeven haar bij haren man.

11 En daar kwam groote vreeze over de geheele gemeente, en over allen, die dit hoorden.

12 En door de handen der apostelen geschiedden vele teekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendragtelijk in het voorhof van Salomo.

13 En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in groote achting. 14 En er werden meer en meer toegedaan, dieden Heere geloofden, menigten beide van mannen en van vrouwen;

15 Alzoo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en leiden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mogt.

to tempt the Spirit of the Lord? behold the feet of them which have buried thy husband are at the door, and shall carry thee out.

10 Then fell she down straightway at his feet, and yielded up the ghost. And the young men came in, and found her dead, and carrying her forth, buried her by her husband.

11 And great fear came upon all the church, and upon as many as heard these things.

12 T And by the hands of the apostles were many signs and wonders wrought among the people; (and they were all with one accord in Solomon's porch.

13 And of the rest durst no man join himself to them: but the people magnified them.

14 And believers were the more added to the Lord, multitudes both of men and women ;)

15 Insomuch that they brought forth the sick into the streets, and laid them on beds and couches, that at the least the shadow of Peter passing by might overshadow some of them.

16 There came also a multitude

16 En ook de menigte uit de omliggende steden kwam gezament-out lijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden.

17 En de hoogepriester stond op, en allen, die met hem waren (welke was de sekte der sadduceën), en werden vervuld met nijdigheid,

18 En sloegen hunne handen aan de apostelen, en zetteden hen in de gemeene gevangenis.

19 Maar de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis, en leidde hen uit, en zeide:

20 Gaat henen, en staat, en spreekt in den tempel tot het volk alle de woorden dezes levens.

of the cities round about unto Jerusalem, bringing sick folks, and them which were vexed with unclean spirits; and they were healed every one.

17 ¶ Then the high priest rose up, and all they that were with him, (which is the sect of the Sadducees,) and were filled with indignation,

18 And laid their hands on the apostles, and put them in the common prison.

19 But the angel of the Lord by night opened the prison-doors, and brought them forth, and said,

20 Go, stand and speak in the temple to the people all the words of this life.

21 Als zij nu dit gehoord hadden, | 21 And when they heard that, gingen zij tegen den morgenstond they entered into the temple early in den tempel, en leerden. Maar in the morning, and taught. But de hoogepriester, en die met hem the high priest came, and they waren, gekomen zijnde, riepen that were with him, and called den raad te zamen, en alle de oud- the council together, and all the sten der kinderen Israëls, en zon- senate of the children of Israel, den naar den kerker om hen te and sent to the prison to have halen. them brought.

22 Doch als de dienaars daar kwamen, vonden zij hen in de gevangenis niet, maar keerden wederom, en boodschapten dit,

23 Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij die geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen.

24 Toen nu de hooge priester, en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zoude.

22 But when the officers came, and found them not in the prison, they returned, and told,

23 Saying, The prison truly found we shut with all safety, and the keepers standing without before the doors: but when we had opened, we found no man within.

24 Now when the high priest, and the captain of the temple, and the chief priests heard these things, they doubted of them whereunto this would grow.

25 Then came one and told them, saying, Behold, the men whom ye put in prison are standing in the

25 En er kwam een, en boodschapte hun, zeggende: Ziet, de mannen, die gij in de gevangenis gezet hebt, staan in den tempel, en lee-temple, and teaching the people. ren het volk.

26 Toen ging de hoofdman henen, met de dienaren, en bragt hen, doch niet met geweld; want zij vreesden het volk, opdat zij niet gesteenigd wierden.

27 En als zij hen gebragt hadden, stelden zij hen voor den raad; en de hoogepriester vraagde hun, en zeide:

28 Hebben wij u niet ernstelijk aangezegd, dat gij in dezen naam niet zoudt leeren? en ziet, gij hebt met uwe leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen mensch over ons brengen.

29 Maar Petrus en de apostelen antwoordden, en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn, dan den menschen.

[ocr errors]

26 Then went the captain with the officers, and brought them without violence: for they feared the people, lest they should have been stoned.

27 And when they had brought them, they set them before the council: and the high priest asked them,

28 Saying, Did not we straitly command you, that ye should not teach in this name? and behold, ye have filled Jerusalem with your doctrine, and intend to bring this man's blood upon us.

29 Then Peter and the other apostles answered and said, We ought to obey God rather than

men.

30 De God onzer vaderen heeft 30 The God of our fathers raised Jezus opgewekt, dien gij omge-up Jesus, whom ye slew and hangbragt hebt, hangende hem aan heted on a tree:

hout.

« AnteriorContinuar »