Imágenes de páginas
PDF
EPUB

28 Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouwe! groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt. En hare dochter werd gezond van diezelve ure.

29 En Jezus, van daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op den berg, en zat daar neder.

30 En vele scharen zijn tot hem gekomen, hebbende bij zich kreupelen, blinden, stommen, lammen, en vele anderen, en wierpen ze voor de voeten van Jezus; en hij genas dezelve,

31 Alzoo dat de scharen zich verwonderden, ziende de stommen sprekende, de lammen gezond, de kreupelen wandelende, en de blinden ziende; en zij verheerlijkten den Gods Israëls.

28 Then Jesus answered and said unto her, O woman, great is thy faith: be it unto thee even as thou wilt. And her daughter was made whole from that very hour.

29 And Jesus departed from thence, and came nigh unto the sea of Galilee; and went up into a mountain, and sat down there.

30 And great multitudes came unto him, having with them those that were lame, blind, dumb, maimed, and many others, and cast them down at Jesus' feet; and he healed them:

31 Insomuch that the multitude wondered, when they saw the dumb to speak, the maimed to be whole, the lame to walk, and the blind to see: and they glorified the God of Israel.

32 En Jezus, zijne discipelen tot 32 T Then Jesus called his discizich geroepen hebbende, zeide: Ik ples unto him, and said, I have worde innerlijk met ontferming be- compassion on the multitude, bewogen over de schare, omdat zij cause they continue with me now nu drie dagen bij mij gebleven three days, and have nothing to zijn, en hebben niet wat zij eten eat: and I will not send them zouden; en ik wil ze niet nuchte-away fasting, lest they faint in the ren van mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken.

33 En zijne discipelen zeiden tot hem: Van waar zullen wij zoo vele brooden in de woestijn bekomen, dat wij zulk eene groote schare zouden verzadigen?

34 En Jezus zeide tot hen: Hoe veel brooden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige vischkens.

35 En hij gebood de scharen neder te zitten op de aarde.

36 En hij nam de zeven brooden en de visschen, en als hij gedankt had, brak hij ze, en gaf ze zijnen discipelen, en de discipelen gaven ze de schare.

37 En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden.

38 En die daar gegeten hadden, waren vier duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen.

way.

33 And his disciples say unto him, Whence should we have so much bread in the wilderness, as to fill so great a multitude?

34 And Jesus saith unto them, How many loaves have ye? And they said, Seven, and a few little fishes.

35 And he commanded the multitude to sit down on the ground. 36 And he took the seven loaves and the fishes, and gave thanks, and brake them, and gave to his disciples, and the disciples to the multitude.

37 And they did all eat, and were filled: and they took up of the broken meat that was left seven baskets full.

38 And they that did eat were four thousand men, beside women and children.

39 En de scharen van zich gelaten hebbende, ging hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala.

HOOFDSTUK XVI.

E tot hem gekomen zijnde, en

N de pharizeën en sadduceën

hem verzoekende, begeerden van hem, dat hij hun een teeken uit den hemel zoude toonen.

2 Maar hij antwoordde en zeide tot hen: Als het avond geworden is, zegt gij: Schoon weder, want de hemel is rood.

3 Eu des morgens: Heden onweder, want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de teekenen der tijden niet onderscheiden? 4 Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teeken; en hun zal geen teeken gegeven worden dan het teeken van Jonas, den profeet. En hen verlatende ging hij weg.

5 En als zijne discipelen op de andere zijde gekomen waren, hadden zij vergeten, brooden mede te

nemen.

6 En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van den zuurdeesem der pharizeën en sadduceën.

7 En zij overlegden bij zichzelven, zeggende: Het is omdat wij geene brooden mede genomen hebben.

8 En Jezus dat wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij u zelven, gij kleingeloovigen! dat gij geene brooden mede genomen hebt?

9 Verstaat gij nog niet? en gedenkt gij niet aan de vijf brooden der vijf duizend mannen, en hoe veel korven gij opnaamt?

10 Noch aan de zeven brooden der vier duizend mannen, en hoe veel manden gij opnaamt?

11 Hoe verstaat gij niet, dat ik u

[blocks in formation]

3 And in the morning, It will be foul weather to-day: for the sky is red and lowering. O ye hypocrites, ye can discern the face of the sky; but can ye not discern the signs of the times?

4 A wicked and adulterous generation seeketh after a sign; and there shall no sign be given unto it, but the sign of the prophet Jonas. And he left them, and departed.

5 And when his disciples were come to the other side, they had forgotten to take bread.

6 Then Jesus said unto them, Take heed and beware of the leaven of the Pharisees and of the Sadducees.

7 And they reasoned among themselves, saying, It is because we have taken no bread.

8 Which when Jesus perceived, he said unto them, O ye of little faith, why reason ye among yourselves, because ye have brought no bread?

9 Do ye not yet understand, neither remember the five loaves of the five thousand, and how many baskets ye took up?

10 Neither the seven loaves of the four thousand, and how many baskets ye took up?

11 How is it that ye do not un

van geen brood gesproken heb, als | derstand that I spake it not to you ik zeide, dat gij u wachten zoudt concerning bread, that ye should van den zuurdeesem der pharizeën beware of the leaven of the Pharien sadduceën? sees and of the Sadducees?

12 Toen verstonden zij, dat hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden van den zuurdeesem des broods, maar van de leere der pharizeën en sadduceën.

12 Then understood they how that he bade them not beware of the leaven of bread, but of the doctrine of the Pharisees and of the Sadducees.

13 Als nu Jezus gekomen was 13 ¶ When Jesus came into the in de deelen van Cesarea Philippi, coasts of Cesarea Philippi, he askvraagde hij zijnen discipelen, zeg-ed his disciples, saying, Whom do gende: Wie zeggen de menschen, men say that I, the Son of man, dat ik, de Zoon des menschen, ben?

14 En zij zeiden: Sommigen, Johannes de dooper; en anderen, Elias; en anderen, Jeremia, of één van de profeten.

15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat ik ben ?

16 En Simon Petrus antwoordende zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.

17 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, BarJona! want vleesch en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is.

18 En ik zegge u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal ik mijne gemeente bouwen, en de poorten der helle zullen dezelve niet overweldigen.

19 En ik zal u geven de sleutelen van het koningrijk der hemelen; en zoo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zoo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.

[ocr errors]

am?

14 And they said, Some say that thou art John the Baptist: some, Elias; and others, Jeremias, or one of the prophets.

15 He saith unto them, But whom say ye that I am?

16 And Simon Peter answered and said, Thou art the Christ, the Son of the living God.

17 And Jesus answered and said unto him, Blessed art thou, Simon Bar-jona: for flesh and blood hath not revealed it unto thee, but my Father which is in heaven.

18 And I say also unto thee, That thou art Peter, and upon this rock I will build my church: and the gates of hell shall not prevail against it.

19 And I will give unto thee the keys of the kingdom of heaven : and whatsoever thou shalt bind on earth, shall be bound in heaven: and whatsoever thou shalt loose on earth, shall be loosed in heaven.

20 Then charged he his disciples that they should tell no man that he was Jesus the Christ.

20 Toen verbood hij zijnen discipelen, dat zij niemand zeggen zouden, dat hij was Jezus, de Christus. 21 Van toen aan begon Jezus zijnen discipelen te vertoonen, dat hij moest henengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesteren, en schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt | the third day. worden.

21 From that time forth began Jesus to shew unto his disciples, how that he must go unto Jerusalem, and suffer many things of the elders, and chief priests, and scribes, and be killed, and be raised again

22 En Petrus, hem tot zich ge- 22 Then Peter took him, and be

nomen hebbende, begon hem te bestraffen, zeggende: Heere, zijt u genadig dit zal u geenszins geschieden.

23 Maar hij zich omkeerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter mij, Satanas! gij zijt mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der menschen zijn.

24 Toen zeide Jezus tot zijne discipelen: Zoo iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge mij.

25 Want zoo wie zijn leven zal willen behouden, die zal 't zelve verliezen; maar zoo wie zijn leven verliezen zal, om mijnentwille, die zal 't zelve vinden.

26 Want wat baat het een' mensch, zoo hij de geheele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziele? Of wat zal een mensch geven, tot lossing van zijne ziele?

27 Want de Zoon des menschen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijne engelen, en alsdan zal hij een3 iegelijk vergelden naar zijn doen.

28 Voorwaar zegge ik u, daar zijn sommigen van die hier staan, welke den dood niet smaken zullen, tot dat zij den Zoon des menschen zullen hebben zien komen in zijn koningrijk.

HOOFDSTUK XVII.

na nam Jezus met

[blocks in formation]

25 For whosoever will save his life, shall lose it: and whosoever will lose his life for my sake, shall find it.

26 For what is a man profited, if he shall gain the whole world, and lose his own soul? or what shall a man give in exchange for his soul?

27 For the Son of man shall come in the glory of his Father, with his angels; and then he shall reward every man according to his works.

28 Verily I say unto you, There be some standing here, which shall not taste of death, till they see the Son of man coming in his kingdom.

CHAPTER XVII.

ND six Jesus taketh

E zich zestdagen Jakobuz, en Jo A Peteft, James, and John this

hannes zijnen broeder, en bragt ze op eenen hoogen berg alleen.

2 En hij werd voor hen veranderd van gedaante; en zijn aangezigt blonk gelijk de zon, en zijne kleederen werden wit, gelijk het licht. 3 En ziet, van hen werden gezien Mozes en Elias met hem t' zamensprekende.

4 En Petrus antwoordende zeide tot Jezus: Heere! 't is goed dat wij hier zijn; zoo gij wilt, laat ons

brother, and bringeth them up into an high mountain apart,

2 And was transfigured before them: and his face did shine as the sun, and his raiment was white as the light.

3 And behold, there appeared unto them Moses and Elias talking with him.

4 Then answered Peter, and said unto Jesus, Lord, it is good for us to be here: if thou wilt, let us

hier drie tabernakelen maken, voor | make here three tabernacles; one u éénen, en voor Mozes éénen, en éénen voor Elias.

5 Terwijl hij nog sprak, ziet, eene luchtige wolke heeft hen overschaduwd; en ziet, eene stem uit de wolke, zeggende: Deze is mijn geliefde Zoon, in denwelken ik mijn welbehagen hebbe, hoort hem! 6 En de discipelen dit hoorende vielen op hun aangezigt, en werden zeer bevreesd.

7 En Jezus bij hen komende raakte ze aan, en zeide: Staat op en vreest niet.

8 En hunne oogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen.

9 En als zij van den berg afkwamen, gebood hun Jezus, zeggende: Zegt niemand dit gezigt, tot dat de Zoon des menschen zal opgestaan zijn uit de dooden.

10 En zijne discipelen vraagden hem zeggende: Wat zeggen dan de schriftgeleerden, dat Elias eerst moet komen?

11 Doch Jezus antwoordende zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles weder oprigten. 12 Maar ik zegge u, dat Elias nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben gewild; alzoo zal ook de Zoon des menschen van hen lijden.

13 Toen verstonden de discipe len, dat hij hun van Johannes den dooper gesproken had.

14 En als zij bij de schare gekomen waren, kwam tot hem een mensch, vallende voor hem op de knieën, en zeggende:

15 Heere! ontferm u over mijnen zoon, want hij is maanziek, en is in zwaar lijden; want menigmaal valt hij in 't vuur, en menigmaal in 't water.

16 En ik heb hem tot uwe discipelen gebragt, en zij hebben hem niet kunnen genezen.

17 En Jezus antwoordende zeide:

for thee, and one for Moses, and one for Elias.

5 While he yet spake, behold, a bright cloud overshadowed them : and behold, a voice out of the cloud, which said, This is my beloved Son, in whom I am well pleased hear ye him.

6 And when the disciples heard it, they fell on their face, and were sore afraid.

7 And Jesus came and touched them, and said, Arise, and be not afraid.

8 And when they had lifted up their eyes, they saw no man, save Jesus only.

9 And as they came down from the mountain, Jesus charged them, saying, Tell the vision to no man, until the Son of man be risen again from the dead.

10 And his disciples asked him, saying, Why then say the scribes, that Elias must first come?

11 And Jesus answered and said unto them, Elias truly shall first come, and restore all things:

12 But I say unto you, that Elias is come already, and they knew him not, but have done unto him whatsoever they listed: likewise shall also the Son of man suffer of them.

13 Then the disciples understood that he spake unto them of John the Baptist.

14 And when they were come to the multitude, there came to him a certain man kneeling down to him, and saying,

15 Lord, have mercy on my son; for he is lunatic, and sore vexed, for oft-times he falleth into the fire, and oft into the water.

16 And I brought him to thy disciples, and they could not cure him.

17 Then Jesus answered and said, O ongeloovig en verkeerd geslach- O faithless and perverse genera

« AnteriorContinuar »