Imágenes de páginas
PDF
EPUB

how long shall I suffer you? Bring

him hither to me.

te! hoe lang zal ik nog met ulieden | tion, how long shall I be with you? zijn? hoe lang zal ik u nog verdragen? Brengt hem mij hier. 18 En Jezus bestrafte hem, en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen van die ure af

19 Toen kwamen de discipelen tot Jezus alleen, en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen ?

20 En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wille; want voorwaar zegge ik u, zoo gij een geloof hadt als een mostaardzaad, gij zoudt tot dezen berg zeggen: Ga henen van hier derwaarts! en hij zal henengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.

21 Maar dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten. 22 En als zij in Galilea verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des menschen zal overgeleverd worden in de handen der menschen;

23 En zij zullen hem dooden, en ten derden dage zal hij opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd.

24 En als zij te Kapernaüm ingekomen waren, gingen tot Petrus die de didrachmen ontvingen, en zeiden: Uw meester, betaalt hij de didrachmen niet?

25 Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat drunkt u, Simon? de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting? van hunne zonen, of van de vreemden ?

26 Petrus zeide tot hem: Van de vreemden. Jezus zeide tot hem Zoo zijn dan de zonen vrij.

27 Maar opdat wij hun geenen aanstoot geven, ga henen naar de zee, werp den angel uit, en neem den eersten visch, die opkomt, en zijnen mond geopend hebbende, zult gij eenen stater vinden; neem dien, en geef hem aan hen, voor mij en u.

18 And Jesus rebuked the devil, and he departed out of him: and the child was cured from that very hour.

19 Then came the disciples to Jesus apart, and said, Why could not we cast him out?

20 And Jesus said unto them, Because of your unbelief: for ve rily I say unto you, If ye have faith as a grain of mustard-seed, ye shall say unto this mountain, Remove hence to yonder place; and it shall remove; and nothing shall be impossible unto you.

21 Howbeit, this kind goeth not out, but by prayer and fasting.

22 And while they abode in Galilee, Jesus said unto them, The Son of man shall be betrayed into the hands of men:

23 And they shall kill him, and the third day he shall be raised again. And they were exceeding

sorry.

24 And when they were come to Capernaum, they that received tribute-money, came to Peter, and said, Doth not your master pay tribute?

25 He saith, Yes. And when he was come into the house, Jesus prevented him, saying, What thinkest thou, Simon? of whom do the kings of the earth take custom or tribute? of their own children, or of strangers?

26 Peter saith unto him, Of strangers. Jesus saith unto him, Then are the children free.

27 Notwithstanding, lest we should offend them, go thou to the sea, and cast an hook, and take up the fish that first cometh up: and when thou hast opened his mouth, thou shalt find a piece of money: that take, and give unto them for me and thee.

T

HOOFDSTUK XVIII.

E dierzelver ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in 't koningrijk der hemelen?

2 En Jezus een kindeken tot zich geroepen hebbende, stelde dat in it midden van hen,

3 En zeide: Voorwaar zegge ik u, indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zoo zult gij in 't koningrijk der hemelen geenszins ingaan.

4 Zoo wie dan zich zelven zal vernederen gelijk dit kindeken, deze is de meeste in 't koningrijk der hemelen.

5 En zoo wie zoodanig een kindeken ontvangt in mijnen naam, die ontvangt mij.

6 Maar zoo wie een' van deze kleinen, die in mij gelooven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijnen hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.

7 Wee der wereld van de ergernissen! want het is noodzakelijk, dat de ergernissen komen; doch wee dien mensch, door welken de ergernis komt!

8 Indien dan uwe hand of uw voet u ergert, houw ze af en werp ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in 't eeuwige vuur geworpen te worden.

[blocks in formation]

4 Whosoever therefore shall humble himself as this little child, the same is greatest in the kingdom of heaven.

5 And whoso shall receive one such little child in my name, receiveth me.

6 But, whoso shall offend one of these little ones which believe in me, it were better for him that a millstone were hanged about his neck, and that he were drowned in the depth of the sea.

7 T Wo unto the world because of offences! for it must needs be that offences come; but wo to that man by whom the offence cometh!

8 Wherefore, if thy hand or thy foot offend thee, cut them off, and cast them from thee; it is better for thee to enter into life halt or maimed, rather than having two hands or two feet, to be cast into everlasting fire.

9 And if thine eye offend thee, pluck it out, and cast it from thee:

is better for thee to enter into life with one eye, rather than having two eyes, to be cast into hellfire.

9 En indien uw oog u ergert, trek het uit, en werp het van u. Het is u beter, maar één oog heb-it bende tot het leven in te gaan, dan twee oogen hebbende in 't helsche vuur geworpen te worden. 10 Ziet toe, dat gij niet een' van deze kleinen veracht; want ik zegge ulieden, dat hunne engelen in de hemelen altijd zien het aangezigt mijns Vaders, die in de hemelen is.

11 Want de Zoon des menschen is gekomen, om zalig te maken dat verloren was.

10 Take heed that ye despise not one of these little ones: for I say unto you, that in heaven their angels do always behold the face of my Father which is in heaven.

11 For the Son of man is come to save that which was lost.

12 Wat dunkt u? indien eenig 12 How think ye? If a man have

mensch honderd schapen hadde, en één uit dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig laten, en op de bergen henengaande het afgedwaalde zoeken? 13 En indien het geschiedt, dat hij hetzelve vindt, voorwaar ik zegge u, dat hij zich meer verblijdt over hetzelve, dan over de negen en negentig, die niet afgedwaald zijn geweest.

14 Alzoo is de wille niet uws Vaders, die in de hemelen is, dat één van deze kleinen verloren ga.

15 Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga henen en bestraf hem tusschen u en hem alleen; indien hij u hoort, zoo hebt gij uwen broeder gewonnen.

16 Maar indien hij u niet hoort, zoo neem nog één of twee met u: opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta.

17 En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zoo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zoo zij hij u als de heiden en de tollenaar. 18 Voorwaar zegge ik u, al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen. 19 Wederom zegge ik u: Indien er twee van u t' zamenstemmen op de aarde, over eenige zaak, die zij zouden mogen begeeren, dat die hun zal geschieden van mijnen Vader, die in de hemelen is.

20 Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijnen naam, daar ben ik in het midden van hen.

21 Toen kwam Petrus tot hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven? tot zevenmaal?

22 Jezus zeide tot hem: Ik zegge u niet, tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven maal.

an hundred sheep, and one of them be gone astray, doth he not leave the ninety and nine, and goeth into the mountains, and seeketh that which is gone astray?

13 And if so be that he find it, verily I say unto you, he rejoiceth more of that sheep, than of the ninety and nine which went not astray.

14 Even so it is not the will of your Father which is in heaven, that one of these little ones should perish.

15 ¶ Moreover, if thy brother shall trespass against thee, go and tell him his fault between thee and him alone: if he shall hear thee, thou hast gained thy brother.

16 But if he will not hear thee, then take with thee one or two more, that in the mouth of two or three witnesses every word may be established.

17 And if he shall neglect to hear them, tell it unto the church: but if he neglect to hear the church, let him be unto thee as an heathen man and a publican.

18 Verily I say unto you, Whatsoever ye shall bind on earth, shall be bound in heaven: and whatsoever ye shall loose on earth, shall be loosed in heaven.

19 Again I say unto you, That if two of you shall agree on earth, as touching any thing that they shall ask, it shall be done for them of my Father which is in heaven.

20 For where two or three are gathered together in my name, there am I in the midst of them.

21 Then came Peter to him, and said, Lord, how oft shall my brother sin against me, and I forgive him? till seven times?

22 Jesus saith unto him, I say not unto thee, Until seven times: but, Until seventy times seven.

23 Daarom wordt het koningrijk der hemelen vergeleken bij een' zeker' koning, die rekening met zijne dienstknechten houden wilde. 24 Als hij nu begon te rekenen, werd tot hem gebragt één, die hem schuldig was tien duizend talenten.

25 En als hij niet had om te betalen, beval zijn heer, dat men hem zoude verkoopen, en zijne vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld zoude betaald worden. 26 De dienstknecht dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heere! wees langmoedig over mij,

en ik zal u alles betalen.

27 En de heer dezes dienstknechts, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden.

28 Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden éénen zijner mede-dienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt.

29 Zijn mede-dienstknecht dan, nedervallende aan zijne voeten, bad hem, zeggende: Zijt langmoedig over mij, en ik zal u alles be

talen.

30 Doch hij wilde niet; maar ging henen, en wierp hem in de gevangenis tot dat hij de schuld zoude betaald hebben.

31 Als nu zijne mede-dienstknechten zagen 't gene geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende, verklaarden zij hunnen heer al wat er geschied

was.

32 Toen heeft zijn heer hem tot zich geroepen, en zeide tot hem Gij booze dienstknecht! alle die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt;

33 Behoordet gij ook niet u over uwen mede-dienstknecht te ontfermen, gerlijk ik ook mij over u ontfermd heb?

23 ¶ Therefore is the kingdom of heaven likened unto a certain king which would take account of his servants.

24 And when he had begun to reckon, one was brought unto him which owed him ten thousand talents.

25 But forasmuch as he had not to pay, his lord commanded him to be sold, and his wife and children, and all that he had, and payment to be made.

26 The servant therefore fell down, and worshipped him, saying, Lord, have patience with me, and I will pay thee all.

27 Then the lord of that servant was moved with compassion, and loosed him, and forgave him the debt.

[blocks in formation]

34 En zijn heer, vertoornd zijnde, | 34 And his lord was wroth, and leverde hem den pijners over, tot delivered him to the tormentors, dat hij zoude betaald hebben al till he should pay all that was due wat hij hem schuldig was. unto him.

35 Alzoo zal ook mijn hemelsche Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft, een iegelijk zijnen broeder zijne misdaden.

HOOFDSTUK XIX.

35 So likewise shall my heavenly Father do also unto you, if ye from your hearts forgive not every one his brother their trespasses.

CHAPTER XIX.

EN het geschiedde, toen Jezus AND it came to pass, that when

deze woorden geëindigd had, dat hij vertrok van Galilea, en kwam over de Jordaan, in de landpalen van Judea.

2 En vele scharen volgden hem, en hij genas ze aldaar.

Jesus had finished these sayings, he departed from Galilee, and came into the coasts of Judea, beyond Jordan:

2 And great multitudes followed him, and he healed them there. 3 The Pharisees also came un

3 En de pharizeën kwamen tot hem, verzoekende hem, en zeg-to him, tempting him, and saying gende tot hem: Is het een' mensch unto him, Is it lawful for a man geoorloofd, zijne vrouw te verlaten to put away his wife for every om allerlei oorzaak ? cause?

4 Doch hij antwoordende zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, die van den beginne de menschen gemaakt heeft, dat hij ze gemaakt heeft man en vrouw?

5 En gezegd heeft: Daarom zal een mensch vader en moeder verlaten, en zal zijne vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vleesch zijn,

6 Alzoo dat zij niet meer twee zijn, maar één vleesch. 't Gene dan God zamengevoegd heeft, scheide de mensch niet.

7 Zij zeiden tot hem: Waarom heeft dan Mozes geboden, eenen scheidbrief te geven, en haar te verlaten?

[ocr errors]

8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft van wege de hardigheid uwer harten u toegelaten, uwe vrouwen te verlaten; maar van den beginne is 't alzoo niet geweest.

9 Maar ik zegge u, dat zoo wie zijne vrouw verlaat, anders dan om hoererij, en eene andere trouwt, die doet overspel, en die de verlatene trouwt, doet ook overspel.

10 Zijne discipelen zeiden tot

4 And he answered and said unto them, Have ye not read, that he which made them at the beginning, made them male and female,

5 And said, For this cause shall a man leave father and mother, and shall cleave to his wife: and they twain shall be one flesh?

6 Wherefore they are no more twain, but one flesh. What therefore God hath joined together, let not man put asunder.

They say unto him, Why did Moses then command to give a writing of divorcement, and to put her away?

8 He saith unto them, Moses, because of the hardness of your hearts, suffered you to put away your wives: but from the beginning it was not so.

9 And I say unto you, Whosoever shall put away his wife, except it be for fornication, and shall marry another, committeth adultery: and whoso marrieth her which is put away, doth commit adultery. 10 His disciples say unto him,

« AnteriorContinuar »