Imágenes de páginas
PDF
EPUB

selen in uwe synagogen, en zult ze vervolgen van stad tot stad. 35 Opdat op u kome al het regtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed des regtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, welken gij gedood hebt tusschen den tempel en den altaar. 36 Voorwaar zegge ik u, alle deze dingen zullen komen over dit geslachte.

synagogues, and persecute them from city to city:

35 That upon you may come all the righteous blood shed upon the earth, from the blood of righteous Abel, unto the blood of Zacharias, son of Barachias, whom ye slew between the temple and the altar.

36 Verily I say unto you, All these things shall come upon this generation.

37 O Jerusalem, Jerusalem, thou that killest the prophets, and ston

37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij die de profeten doodt, en steenigt die tot u gezonden zijn! hoe menig-est maal heb ik uwe kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs eene hen hare kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen; en gijlieden hebt niet gewild.

38 Ziet, uw huis wordt u woest gelaten.

39 Want ik zegge u: Gij zult mij van nu aan niet zien, tot dat gij zeggen zult : Gezegend is hij, die komt in den naam des Heeren!

HOOFDSTUK XXIV.

them which are sent unto thee, how often would I have gathered thy children together, even as a hen gathereth her chickens under her wings, and ye would not!

38 Behold, your house is left unto you desolate.

39 For I say unto you, Ye shall not see me henceforth, till ye shall say, Blessed is he that cometh in the name of the Lord.

CHAPTER XXIV.

Eden tempel, uit en vertrok van AND Jesus went out, and de

ging

len kwamen bij hem, om hem de gebouwen des tempels te toonen.

2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet alle deze dingen? Voorwaar zegge ik, hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.

3 En als hij op den olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? en welk zal het teeken zijn van uwe toekomst, en van de voleinding der wereld?

4 En Jezus antwoordende zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide.

5 Want velen zullen komen onder

mijnen naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.

parted from the temple and his disciples came to him for to shew him the buildings of the temple.

2 And Jesus said unto them, See ye not all these things? verily I say unto you, There shall not be left here one stone upon another, that shall not be thrown down.

3 ¶ And as he sat upon the mount of Olives, the disciples came unto him privately, saying, Tell us, when shall these things be? and what shall be the sign of thy coming, and of the end of the world?

4 And Jesus answered and said unto them, Take heed that no man deceive you.

5 For many shall come in my name, saying, I am Christ; and shall deceive many.

6 En gij zult hooren van oorlogen, en geruchten van oorlogen: ziet toe, wordt niet verschrikt; want alle die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.

7 Want het eene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het eene koningrijk tegen het andere koningrijk; en daar zullen zijn hongersnooden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.

8 Doch alle die dingen zijn maar een beginsel der smarten.

9 Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u dooden, en gij zult gehaat worden van alle volkeren, om mijns naams wille. 10 En dan zullen er velen geërgerd worden, en zullen malkander overleveren, en malkander haten. 11 En vele valsche profeten zullen opstaan, en zullen er velen verleiden.

12 En omdat de ongeregtigheid vermenigvuldigd zal worden, zoo zal de liefde van velen verkouden. 13 Maar wie volharden zal tot den einde, die zal zalig worden.

14 En dit evangelie des koningrijks zal in de geheele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volkeren; en dan zal het einde komen.

15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaatse; (die het leest, die merke daarop)! 16 Dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen.

17 Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen;

18 En die op den akker is, keere niet weder terug, om zijne kleederen weg te nemen.

19 Maar wee de bevruchte en de zogende vrouwen in die dagen!

20 Doch bidt, dat uwe vlugt niet geschiede des winters, noch op eenen sabbat.

[ocr errors]

6 And ye shall hear of wars, and rumours of wars: see that ye be not troubled: for all these things must come to pass, but the end is not yet.

7 For nation shall rise against nation, and kingdom against kingdom: and there shall be famines, and pestilences, and earthquakes in divers places.

8 All these are the beginning of

sorrows.

9 Then shall they deliver you up to be afflicted, and shall kill you: and ye shall be hated of all nations for my name's sake.

10 And then shall many be offended, and shall betray one another, and shall hate one another. 11 And many false prophets shall rise, and shall deceive many.

12 And because iniquity shall abound, the love of many shall wax cold.

13 But he that shall endure unto the end, the same shall be saved.

14 And this gospel of the kingdom shall be preached in all the world, for a witness unto all nations; and then shall the end

[blocks in formation]

21 Want alsdan zal groote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. 22 En zoo die dagen niet verkort wierden, geen vleesch zoude behouden worden; maar om der uitverkorenen wille zullen die dagen verkort worden.

23 Alsdan, zoo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar; gelooft het niet.

24 Want daar zullen valsche Christussen en valsche profeten opstaan, en zullen groote teekenen en wonderheden doen, alzoo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. 25 Ziet, ik heb het u voorzegd!

26 Zoo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit: Ziet, hij is in de binnenkameren; gelooft het niet.

27 Want gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten, en schijnt tot het Westen, alzoo zal ook de toekomst van den Zoon des menschen

wezen.

28 Want alwaar het doode ligchaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.

29 En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden.

30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teeken van den Zoon des menschen; en dan zullen alle de geslachten der aarde weenen, en zullen den Zoon des menschen zien, komende op de wolken des hemels, met groote kracht en heerlijkheid.

31 En hij zal zijne engelen uitzenden met eene bazuine van groot geluid, en zij zullen zijne uitverkorenen bijeenvergaderen uit de

21 For then shall be great tribulation, such as was not since the beginning of the world to this time, no, nor ever shall be.

22 And except those days should be shortened, there should no flesh be saved: but for the elect's sake those days shall be shortened.

23 Then if any man shall say unto you, Lo, here is Christ, or there; believe it not.

24 For there shall arise false Christs, and false prophets, and shall shew great signs and wonders; insomuch that, if it were possible, they shall deceive the very elect.

25 Behold, I have told you before.

26 Wherefore, if they shall say unto you, Behold, he is in the desert; go not forth behold, he is in the secret chambers; believe it

not.

27 For as the lightning cometh out of the east, and shineth even unto the west; so shall also the coming of the Son of man be.

28 For wheresoever the carcass is, there will the eagles be gathered together.

29 ¶ Immediately after the tribulation of those days, shall the sun be darkened, and the moon shall not give her light, and the stars shall fall from heaven, and the powers of the heavens shall be shaken :

30 And then shall appear the sign of the Son of man in heaven: and then shall all the tribes of the earth_mourn, and they shall see the Son of man coming in the clouds of heaven with power and great glory.

31 And he shall send his angels with a great sound of a trumpet, and they shall gather together his elect from the four winds,

vier winden, van het eene uiterste | from one end of heaven to the der hemelen tot het andere uiterste other. derzelve.

32 En leert van den vijgeboom deze gelijkenis; wanneer zijn tak nu teeder wordt, en de bladeren uitspruiten, zoo weet gij, dat de zomer nabij is.

33 Alzoo ook gijlieden, wanneer gij alle deze dingen zult zien, zoo weet, dat het nabij is voor de deur.

34 Voorwaar ik zegge u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, tot dat alle deze dingen zullen geschied zijn.

35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan.

36 Doch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan mijn Vader alleen.

37 En gelijk de dagen van Noach waren, alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen. 38 Want gelijk zij waren in de dagen vóór den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de arke ging;

39 En bekenden 't niet, tot dat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzoo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des menschen.

40 Alsdan zullen er twee op den akker zijn; de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden. 41 Daar zullen twee vrouwen malen in den molen; de eene zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden.

42 Waakt dan, want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal.

43 Maar weet dit, dat zoo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zoude, hij zoude gewaakt hebben, en zoude zijn huis niet hebben laten doorgraven.

32 Now learn a parable of the fig-tree; When his branch is yet tender, and putteth forth leaves, ye know that summer is nigh:

33 So likewise ye, when ye shall see all these things, know that it is near, even at the doors.

34 Verily I say unto you, This generation shall not pass, till all these things be fulfilled.

35 Heaven and earth shall pass away, but my words shall not pass away.

36 But of that day and hour knoweth no man, no, not the angels of heaven, but my Father only.

37 But as the days of Noe were, so shall also the coming of the Son of man be.

38 For as in the days that were before the flood, they were eating and drinking, marrying and giving in marriage, until the day that Noe entered into the ark,

39 And knew not until the flood came, and took them all away: so shall also the coming of the Son of man be.

40 Then shall two be in the field; the one shall be taken, and the other left.

41 Two women shall be grinding at the mill; the one shall be taken, and the other left.

42 ¶ Watch therefore: for ye know not what hour your Lord doth come.

43 But know this, that if the good man of the house had known in what watch the thief would come, he would have watched, and would not have suffered his house to be broken up.

44 Daarom zijt ook gij bereid, want in welke ure gij 't niet meent, zal de Zoon des menschen komen.

44 Therefore be ye also ready: for in such an hour as ye think not, the Son of man cometh.

45 Wie is dan de getrouwe en 45 Who then is a faithful and voorzigtige dienstknecht, denwel- wise servant, whom his lord hath ken zijn heer over zijne dienstbo- made ruler over his household, den gesteld heeft, om hunlieden to give them meat in due seahun voedsel te geven ter regter tijd?

46 Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer komende zal vinden alzoo doende.

47 Voorwaar ik zegge u, dat hij hem zal zetten over alle zijne goederen.

48 Maar zoo die kwade dienstknecht in zijn harte zoude zeggen: Mijn heer vertoeft te komen, 49 En zoude beginnen zijne mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards; 50 Zoo zal de heer dezes dienstknechts komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet,

51 En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden daar zal weening zijn en knersing der tanden.

HOOFDSTUK XXV.

ALSDAN zal het koningrijk der

son?

46 Blessed is that servant, whom his lord, when he cometh, shall find so doing.

47 Verily I say unto you, That he shall make him ruler over all his goods.

48 But and if that evil servant shall say in his heart, My lord delayeth his coming;

49 And shall begin to smite his fellow-servants, and to eat and drink with the drunken;

50 The lord of that servant shall come in a day when he looketh not for him, and in an hour that he is not aware of,

51 And shall cut him asunder, and appoint him his portion with the hypocrites: there shall be weeping and gnashing of teeth.

CHAPTER XXV.

THEN shall the kingdom of

maagden, welke hare lampen na-virgins, which took their lamps, men en gingen uit, den bruidegom and went forth to meet the bridete gemoet. groom.

2 En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen.

3 Die dwaas waren, hare lampen nemende, namen geene olie met zich.

4 Maar de wijzen namen olie in hare vaten, met hare lampen. 5 Als nu de bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap.

6 En te middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat hem te gemoet!

7 Toen stonden alle die maagden op, en bereidden hare lampen.

2 And five of them were wise, and five were foolish.

3 They that were foolish took their lamps, and took no oil with them:

4 But the wise took oil in their vessels with their lamps. 5 While the bridegroom tarried, they all slumbered and slept.

6 And at midnight there was a cry made, Behold, the bridegroom cometh; go ye out to meet him.

7 Then all those virgins arose, and trimmed their lamps.

« AnteriorContinuar »