Imágenes de páginas
PDF
EPUB

kinderen, en wilde niet vertroosting for her children, and would wezen, omdat ze niet zijn!

19 Toen Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in Egypte,

20 Zeggende: Sta op, neem het kindeken en zijne moeder tot u, en trek in 't land Israëls; want zij zijn gestorven, die de ziele des kindekens zochten.

21 Hij dan, opgestaan zijnde, heeft tot zich genomen het kindeken en zijne moeder, en is gekomen in 't land Israëls.

22 Maar als hij hoorde, dat Archelaüs in Judea koning was, in de plaatse zijns vaders Herodes, vreesde hij daarhenen te gaan; maar door Goddelijke openbaring vermaand in den droom, is hij vertrokken naar de deelen van Galilea.

23 En daar gekomen zijnde, nam hij zijne woonplaatse in de stad, genaamd Nazareth; opdat vervuld zoude worden, wat door de profeten gezegd is, dat hij Nazarener zal geheeten worden.

E

HOOFDSTUK III.

N in die dagen kwam Johannes de dooper, predikende in de woestijn van Judea,

not be comforted, because they

are not.

19 ¶ But when Herod was dead, behold, an angel of the Lord appeareth in a dream to Joseph in Egypt,

20 Saying, Arise, and take the young child and his mother, and go into the land of Israel: for they are dead which sought the young child's life.

21 And he arose, and took the young child and his mother, and came into the land of Israel.

22 But when he heard that Archelaus did reign in Judea in the room of his father Herod, he was afraid to go thither: notwithstanding, being warned of God in a dream, he turned aside into the parts of Galilee :

23 And he came and dwelt in a city called Nazareth: that it might be fulfilled which was spoken by the prophets, He shall be called a Nazarene.

IN

CHAPTER III.

N those days came John the Baptist, preaching in the wilderness of Judea,

2 En zeggende : Bekeert u, want 2 And saying, Repent ye; for het koningrijk der hemelen is nabij the kingdom of heaven is at hand. gekomen.

3 Want deze is 't van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stemme des roependen in de woestijne: Bereidt den weg des Heeren, maakt zijne paden regt!

4 En dezelve Johannes had zijne kleeding van kemelshaar, en eenen lederen gordel om zijne lendenen; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honig.

5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel Judea, en 't geheele land rondom de Jordaan:

3 For this is he that was spoken of by the prophet Esaias, saying, The voice of one crying in the wilderness, Prepare ye the way of the Lord, make his paths straight.

[merged small][ocr errors][merged small]

6 En zij werden van hem gedoopt in de Jordaan, belijdende hunne zonden.

7 Hij dan, ziende velen van de pharizeën en sadduceën tot zijnen doop komen, sprak tot hen: Gij adderen-gebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?

8 Brengt dan vruchten voort, der bekeering waardig.

9 En meent niet bij u zelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot eenen vader; want ik zegge u, dat God zelfs uit deze steenen Abraham kinderen kan verwekken. 10 En ook is alreede de bijl aan den wortel der boomen gelegd; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in 't vuur geworpen. 11 Ik doope u wel met water tot bekeering; maar die na mij komt, is sterker dan ik, wiens schoenen ik niet waardig ben hem na te dragen; die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen.

12 Wiens wan in zijne hand is, en hij zal zijnen dorschvloer doorzuiveren, en zijne tarwe in zijne schure te zamenbrengen, en zal het kaf met onuitblusschelijk vuur verbranden.

13 Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, tot Johannes, om van hem gedoopt te worden.

14 Doch Johannes weigerde hem zeer, zeggende: Mij is noodig van u gedoopt te worden, en komt gij tot mij?

15 Maar Jezus antwoordende zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle geregtig heid te vervullen. Toen liet hij van hem af.

16 En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, gelijk eene duive, en op hem komen.

6 And were baptized of him in Jordan, confessing their sins.

7 ¶ But when he saw many of the Pharisees and Sadducees come to his baptism, he said unto them, O generation of vipers, who hath warned you to flee from the wrath to come?

8 Bring forth therefore fruits meet for repentance:

9 And think not to say within yourselves, We have Abraham to our father: for I say unto you, that God is able of these stones to raise up children unto Abraham.

10 And now also the axe is laid unto the root of the trees: therefore every tree which bringeth not forth good fruit is hewn down, and cast into the fire.

11 I indeed baptize you with water unto repentance: but he that cometh after me is mightier than I, whose shoes I am not worthy to bear he shall baptize you with the Holy Ghost, and with fire:

12 Whose fan is in his hand, and he will thoroughly purge his floor, and gather his wheat into the garner; but he will burn up the chaff with unquenchable fire.

13 Then cometh Jesus from Galilee to Jordan unto John, to be baptized of him.

14 But John forbade him, saying, I have need to be baptized of thee, and comest thou to me?

15 And Jesus answering said unto him, Suffer it to be so now: for thus it becometh us to fulfil all righteousness. Then he suffered him.

16 And Jesus, when he was baptized, went up straightway out of the water and lo, the heavens were opened unto him, and he saw the Spirit of God descending like a dove, and lighting upon

him:

17 En ziet, eene stemme uit de hemelen, zeggende: Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in denwelken ik mijn welbehagen heb!

HOOFDSTUK IV.

NOEN werd Jezus van den Geest

17 And lo, a voice from heaven, saying, This is my beloved Son, in whom I am well pleased.

THE

CHAPTER IV.

THEN was Jesus led up of the Spirit into the wilderness to be tempted of the devil.

Tweggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. 2 En als hij veertig dagen en 2 And when he had fasted forty veertig nachten gevast had, hon-days and forty nights, he was afterward an hungered.

gerde hem ten laatste.

3 En de verzoeker, tot hem gekomen zijnde, zeide: Indien gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze steenen brooden worden.

4 Doch hij antwoordende zeide: Daar is geschreven: De mensch zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.

5 Toen nam de duivel hem mede naar de heilige stad, en stelde hem op de tinne des tempels,

6 En zeide tot hem: Indien gij Gods Zoon zijt, werp u zelven nederwaarts; want daar is geschreven, dat hij zijne engelen van u bevelen zal, en dat zij u op de handen zullen nemen, opdat gij niet te eeniger tijd uwen voet aan

eenen steen aanstoot.

7 Jezus zeide tot hem: Daar is wederom geschreven: Gij zult den Heere, uwen God, niet verzoeken. 8 Wederom nam de duivel hem mede op eenen zeer hoogen berg, en toonde hem alle de koningrijken der wereld, en hunne heerlijkheid;

9 En zeide tot hem: Alle deze dingen zal ik u geven, indien gij, nedervallende, mij zult aanbidden. 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, Satan! want daar staat geschreven: Den Heere, uwen God, zult gij aanbidden, en hem alleen dienen.

11 Toen liet de duivel van hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden hem.

12 Als nu Jezus gehoord had,

3 And when the tempter came to him, he said, If thou be the Son of God, command that these stones be made bread.

4 But he answered and said, It is written, Man shall not live by bread alone, but by every word that proceedeth out of the mouth of God.

5 Then the devil taketh him up into the holy city, and setteth him on a pinnacle of the temple,

6 And saith unto him, If thou be the Son of God, cast thyself down, for it is written, He shall give his angels charge concerning thee: and in their hands they shall bear thee up, lest at any time thou dash thy foot against a stone.

7 Jesus said unto him, It is written again, Thou shalt not tempt the Lord thy God.

8 Again, the devil taketh him up into an exceeding high mountain, and sheweth him all the kingdoms of the world, and the glory of them;

9 And saith unto him, All these things will I give thee, if thou wilt fall down and worship me.

10 Then saith Jesus unto him, Get thee hence, Satan: for it is written, Thou shalt worship the Lord thy God, and him only shalt thou serve.

11 Then the devil leaveth him, and behold, angels came and ministered unto him.

12 Now when Jesus had heard

dat Johannes overgeleverd was, is hij wedergekeerd naar Galilea;

13 En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaüm, gelegen aan de zee, in de landpalen van Zabulon en Nefthalim ;

14 Opdat vervuld zoude worden 't gene gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende :

15 Het land Zabulon en het land Nefthalim, aan den weg der zee, over de Jordaan, Galilea der volken;

16 Het volk, dat in duisternisse zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in den lande en schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.

17 Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken, en te zeggen: Bekeert u, want het koningrijk der hemelen is nabij gekomen.

18 En Jezus, wandelende aan de zee van Galilea, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijnen broeder, het net in de zee werpende (want zij waren visschers);

19 En hij zeide tot hen: Volgt mij na, en ik zal u visschers der menschen maken.

20 Zij dan, terstond de netten verlatende, zijn hem nagevolgd. 21 En hij, van daar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijnen broeder, in het schip met hunnen vader Zebedeüs, hunne netten vermakende, en heeft hen geroepen. 22 Zij dan, terstond verlatende het schip en hunnen vader, zijn hem nagevolgd.

23 En Jezus omging geheel Galilea, leerende in hunne synagogen en predikende het evangelie des koningrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder den volke.

24 En zijn gerucht ging van daar uit in geheel Syrië; en zij bragten tot hem allen, die kwalijk gesteld

that John was cast into prison, he departed into Galilee;

13 And leaving Nazareth, he came and dwelt in Capernaum, which is upon the sea-coast, in the borders of Zabulon and Nephthalim ;

14 That it might be fulfilled which was spoken by Esaias the prophet, saying,

15 The land of Zabulon, and the land of Nephthalim, by the way of the sea, beyond Jordan, Galilee of the Gentiles:

16 The people which sat in darkness, saw great light; and to them which sat in the region and shadow of death, light is sprung up.

17 From that time Jesus began to preach, and to say, Repent; for the kingdom of heaven is at hand.

18 And Jesus, walking by the sea of Galilee, saw two brethren, Simon called Peter, and Andrew his brother, casting a net into the sea; for they were fishers.

19 And he saith unto them, Follow me, and I will make you fishers of men.

20 And they straightway left their nets, and followed him.

21 And going on from thence, he saw other two brethren, James the son of Zebedee, and John his brother, in a ship with Zebedee their father, mending their nets: and he called them.

22 And they immediately left the ship, and their father, and followed him.

23 And Jesus went about all Galilee, teaching in their synagogues, and preaching the gospel of the kingdom, and healing all manner of sickness, and all manner of disease among the people.

24 And his fame went throughout all Syria and they brought unto him all sick people that were

en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en hij genas dezel

waren, met verscheidene ziekten | taken with divers diseases and torments, and those which were possessed with devils, and those which were lunatic, and those that had the palsy; and he healed them.

ve.

25 En vele scharen volgden hem na, van Galilea, en van Dekápolis, en van Jeruzalem, en van Judea, en van over de Jordaan.

HOOFDSTUK V.

E gekommen op eenen berg, en

N Jezus, de scharen ziende, is

als hij nedergezeten was, kwamen zijne discipelen tot hem."

2 En zijnen mond geopend hebbende, leerde hij hen, zeggende: 3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het koningrijk der hemelen.

4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

5 Zalig zijn de zachtmoedigen ; want zij zullen het aardrijk beër

ven.

6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de geregtigheid; want zij zullen verzadigd worden.

7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.

8 Zalig zijn de reinen van harte; want zij zullen God zien.

9 Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

10 Zalig zijn die vervolgd worden om der geregtigheid wille; want hunner is het koningrijk der hemelen.

11 Zalig zijt gij, als u de menschen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om mijnentwille.

12. Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn. 13 Gij zijt het zout der aarde: indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten wor

25 And there followed him great multitudes of people from Galilee, and from Decapolis, and from Jerusalem, and from Judea, and from beyond Jordan.

CHAPTER V.

ND seeing the multitudes, he

went up into a mountain: and when he was set, his disciples came unto him.

2 And he opened his mouth, and taught them, saying,

3 Blessed are the poor in spirit: for theirs is the kingdom of hea

ven.

4 Blessed are they that mourn : for they shall be comforted. 5 Blessed are the meek: for they shall inherit the earth.

6 Blessed are they which do hunger and thirst after righteousness: for they shall be filled.

7 Blessed are the merciful: for they shall obtain mercy.

8 Blessed are the pure in heart: for they shall see God.

9 Blessed are the peace-makers: for they shall be called the children of God.

10 Blessed are they which are persecuted for righteousness' sake: for theirs is the kingdom of heaven.

11 Blessed are ye when men shall revile you, and persecute you, and shall say all manner of evil against you falsely, for my sake.

12 Rejoice, and be exceeding glad for great is your reward in heaven: for so persecuted they the prophets which were before you. 13 Ye are the salt of the earth: but if the salt have lost his savour, wherewith shall it be salted? it is

« AnteriorContinuar »